1. | Schadeclaims vergunningverlening voor ontgrondingen |
Omschrijving | In de Ontgrondingenwet is een regeling voor nadeelcompensatie opgenomen. Nadeelcompensatie houdt in dat de overheid aan belanghebbenden de schade vergoedt die zij ondervinden van een op zichzelf rechtmatig overheidsbesluit. De regeling in de Ontgrondingenwet houdt in dat de provincie aan de aanvrager van de vergunning of aan andere belanghebbenden de schade moet vergoeden die deze lijden als gevolg van een ontgrondingsvergunning, indien deze schade redelijkerwijs niet voor hun rekening hoort te blijven. Ook buiten het geval van nadeelcompensatie is het mogelijk dat de provincie wordt geconfronteerd met een claim van schade die is ontstaan als gevolg van een vergunde ontgronding. In het bijzonder bij grote actuele ontgrondingen, zoals zandwinningen, is het risico op schade aan de omgeving reëel aanwezig. |
Impact | Per geval kan de schadeclaim hoog zijn. Dit wordt beïnvloed door de aard en de omvang van de ontgronding en het karakter van de omgeving. |
Maatregelen | De vergunningverlening is sinds 1 januari 2013 ondergebracht bij Omgevingsdienst Haaglanden; toezicht en handhaving gebeuren door de omgevingsdienst waarbinnen de desbetreffende ontgronding plaatsvindt. Beperking van dit risico door de provincie vergt adequaat toezicht op een zorgvuldige uitvoering van deze taken door de omgevingsdienst. |
Status | Het betreft hier een doorlopend risico. In 2017 is een beroep op nadeelcompensatie ingediend met betrekking tot de zandwinning Zevenhuizerplas. De indienende partij heeft verzocht de behandeling van de vordering voorlopig op te schorten in afwachting van de uitkomsten van een andere procedure. Op basis van de op dit moment beschikbare informatie is het nog niet mogelijk een reële kans dat het beroep wordt doorgezet en gehonoreerd te schatten en het risico te kwantificeren. Zodra meer informatie beschikbaar is, kan het risico worden gekwantificeerd. Risico is ongewijzigd: deze zaak is nog in behandeling bij de rechtbank. |
2. | Renterisico |
Omschrijving | De provincie trekt langlopende leningen aan om in de eigen financieringsbehoefte te voorzien. De financieringsbehoefte zal de komende jaren naar verwachting toenemen door de afloop van bestaande leningen, de omvang van voorgenomen investeringen en de afname van eigen financieringsmiddelen (door de geraamde benutting van reserves en voorzieningen). De jaarlijkse kosten van de financieringsbehoefte (rentelasten) worden bepaald door de omvang van de bestaande leningenportefeuille, de financieringsbehoefte als gevolg van voorgenomen investeringen en de van toepassing zijnde rentetarieven. |
Impact | Doordat er op de middellange termijn een grote financieringsbehoefte zal ontstaan en doordat onder andere door onderuitputting de behoefte om te lenen steeds verder in de tijd verschuift, is er sprake van een toekomstig renterisico. Als de daadwerkelijke rente op het moment van afsluiten van een lening hoger is dan het begrote rentepercentage ontstaat er een structureel nadeel in de begroting. |
Maatregelen | In de begroting is uitgegaan van een conservatieve inschatting van de rentevoet. |
Status | In 2018 zijn er geen nieuwe geldleningen aangetrokken en heeft de rente zich op het lage niveau van de afgelopen jaren gehandhaafd. |
3. | Maatregelen Rijk in verband met EMU-tekort |
Omschrijving | Het EMU-saldo is het totaal van alle inkomsten en uitgaven van Rijk, sociale fondsen en decentrale overheden tezamen. Er gelden Europese regels voor het EMU-saldo van lidstaten. Een tekort van maximaal 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) is toegestaan. Op grond van de wet Houdbare Overheidsfinanciën (HOF) moeten decentrale overheden een gelijkwaarde inspanning leveren bij de beheersing van het zogeheten EMU-saldo. Het Rijk maakt periodiek afspraken over het maximale aandeel van decentrale overheden in het EMU-saldo. Op basis van de wet HOF kan het Rijk maatregelen nemen als decentrale overheden in enig jaar hun maximale aandeel overschrijden en meerjarig geen zicht is op verbetering. Dit kan het Rijk ook doen als Nederland voldoet aan de Europese regels, maar decentrale overheden hun maximale aandeel overschrijden. Bij maatregelen kan het gaan om het maken van afspraken over het faseren van grote uitgaven, maar ook (in het uiterste geval) om een korting op het gemeente- en/of provinciefonds. |
Impact | De minister van Financiën heeft bij de behandeling van de wet HOF in 2012 toegezegd, dat de wet niet ten koste zal gaan van investeringen door decentrale overheden. Hieruit spreekt in ieder geval de verwachting dat het Rijk niet snel in zal grijpen (misschien alleen als het nodig is om te kunnen voldoen aan de Europese regels). Daarnaast kent de rijksbegroting (in het licht van de aantrekkende economie) een positief saldo. |
Maatregelen | Met de betrokken koepels (VNG, UvW, IPO) wordt samen opgetrokken om het belang richting Rijk goed voor het voetlicht te krijgen, namelijk: handhaving mag niet ten koste gaan van investeringen door decentrale overheden. |
Status | Naar aanleiding van de discussie rond de investeringsagenda van het IPO is er meer aandacht vanuit het Rijk voor het EMU-saldo. |
4. | Risico’s PMR - 750 ha natuur en recreatie |
Omschrijving | De risico’s doen zich voor bij de uitvoering van de inrichtingsplannen door de gebiedscoöperatie, zoals vertraging in de uitvoering, excessieve stijging van de grondprijzen, tegenvallende inrichtingskosten en planschadeclaims. |
Impact | Naast een financiële impact heeft met name het risico op vertraging ook impact op het maatschappelijke en politiek/bestuurlijke vlak. Op basis van een inschatting van de risico’s wordt de omvang van de post onvoorzien op programmaniveau periodiek bijgesteld. |
Maatregelen | De provincie voert het PMR-project ‘Buijtenland van Rhoon’ voor eigen rekening en risico uit. Hiervoor is een taakstellend budget beschikbaar. De financiering van het project is gedekt door de gezamenlijke PMR-partners en vastgelegd in de Uitwerkingsovereenkomst (UWO) PMR 750 ha. De bijdrage van Zuid-Holland bedraagt € 9 mln, de stadsregio Rotterdam draagt € 18 mln, de gemeente Rotterdam draagt € 9 mln bij en het Rijk € 112 mln. In geval van onvoorziene omstandigheden (zoals excessieve grondprijsstijgingen) kan de provincie in overleg treden met het Rijk (op grond van art. 12 van de UWO). Om de risico’s goed te beheersen wordt risicomanagement toegepast. Met behulp van een (financiële) business case is inzichtelijk gemaakt wat mogelijke meerkosten zouden kunnen zijn als deze risico’s zich voordoen. De verwachtingswaarde van mogelijke meerkosten, volgend uit het risicoprofiel, vormt de onderbouwing van deze post in de business case van het project (over de gehele looptijd). Periodiek worden risicoanalyses uitgevoerd met nadrukkelijk aandacht voor de invloed van tijdrisico’s op de financiële planning. |
Status | In 2018 zijn het financiële overzicht en de risicoparagraaf geactualiseerd. De uitwerking van de business case voor de coöperatie loopt. Er is op basis van de actuele inzichten geen aanleiding het risico vanuit de algemene middelen financieel af te dekken. |
5. | Deelnamerisico ROM-D Capital BV |
Omschrijving | De provincie neemt met € 10 mln deel in ROM-D Capital BV, het publiek investeringsfonds van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden. Aan deze deelname zijn strikte voorwaarden verbonden. De huidige intrinsieke waarde van de aandelen bedraagt thans € 8,9 mln. Deze waarde ligt onder de nominale waarde (€ 10 mln) die is opgenomen in de begroting. Vooralsnog is er geen vooruitzicht dat de intrinsieke waarde herstelt. Hiervoor is een voorziening van € 1,8 mln getroffen. Op dit moment is niet uit te sluiten dat een verdere daling van de intrinsieke waarde optreedt, als gevolg van de onduidelijkheid over de uittreedvergoeding aan BNG gebiedsontwikkeling en de huidige structurele exploitatietekorten. De kans wordt laag geschat (0-25%) vanwege de positieve economische ontwikkelingen en de vraag naar bedrijventerreinen. |
Impact | Het maximale risico voor de provincie is gelijk aan het gestorte aandelenkapitaal in ROM-D Capital BV minus de voorziening die al is getroffen (€ 1,8 mln). |
Maatregelen |
|
Status | Gegeven de huidige intrinsieke waarde van € 8,9 mln is nog voldoende ruimte binnen de kaders van de al eerder getroffen voorziening van € 1,8 mln, welke ter dekking van het ontstane verschil tussen de nominale waarde van € 10 mln en de intrinsieke waarde van € 8,2 mln (in 2017). Hierdoor is het risico voldoende afgedekt en is geen extra reservering nodig ten laste van de algemene reserves. |
6. | Deelnamerisico InnovationQuarter |
Omschrijving | De provincie neemt, samen met het ministerie van Economische Zaken, de gemeenten Rotterdam, Den Haag (o.a. via Stichting HEID), Delft, Leiden, Westland en de Zuid-Hollandse universiteiten en medische centra deel in InnovationQuarter. De provincie heeft voor € 25 mln aan kapitaal gestort. De provincie verkrijgt door haar kapitaalinbreng aandelen in de ROM InnovationQuarter B.V. De waarde van het aandelenkapitaal bedraagt € 25 mln nominaal en de huidige intrinsieke waarde bedraagt € 22,9 mln. |
Impact | Het maximale risico is € 25 mln minus de bufferreserve van € 4,7 mln binnen het begrotingsprogramma. Door de daling van de intrinsieke waarde naar € 22,9 mln is de bufferreserve belast met € 2,1 mln. |
Maatregelen |
|
Status | De afname van de intrinsieke waarde van het aandelenkapitaal met € 2,1 mln wordt gedekt uit de reeds gedeeltelijk opgebouwde bufferreserve van € 4,7 mln. Dat betekent dat er voor begrotingsjaar 2019 nog ruimte is om het risico op verdere waardedaling op te vangen. Op grond van de informatie uit de Jaarrekening 2016 en 2017 is er geen aanleiding om het risicoprofiel bij te stellen. Op basis hiervan is het niet nodig een extra reservering te treffen ten laste van de algemene middelen. |
7. | Invoering omgevingswet |
Omschrijving | Op 22-3-2016 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Omgevingswet. Beoogde invoeringsdatum van de wet is 1-1-2021. De omvangrijke stelselwijziging omgevingsrecht is nog niet afgerond. In het bestuursakkoord tussen Rijk, IPO, UvW en VNG d.d. 1 juli 2015 is afgesproken vooruitlopend op de invoering van de wet te werken aan de implementatieopgave inclusief de digitaliseringsopgave, een impactanalyse uit te voeren en financiële onderzoeken te doen. |
Impact | In bovenstaand bestuursakkoord is afgesproken dat decentrale overheden de transitiekosten zelf zullen dragen. Het Rijk financiert de invoeringskosten en de bouw van de landelijke voorziening digitaal stelsel Omgevingswet (DSO-LV). Om de implementatie te kunnen realiseren is een inschatting gemaakt van de transitiekosten en is een risicoanalyse voor de provincie Zuid-Holland uitgevoerd. De kosten zijn ingeschat op € 6 mln incidenteel in de implementatieperiode. Het betreft hierbij onder andere extra middelen om de transitie te begeleiden zowel intern als in relatie tot de externe partijen en de digitalisering van het omgevingsbeleid. De landelijke digitale voorziening wordt voorbereid en zal medio 2019 als eerste versie beschikbaar komen. Vanaf 2020 worden beheerkosten van deze interbestuurlijke landelijke voorziening mede gefinancierd conform het ondertekende beheerakkoord (18-12-2018). De impact van de Omgevingswet zal in de transitieperiode die loopt tot 2029 duidelijker worden, mede afhankelijk van bestuurlijke keuzes van provincie en regionale partners. |
Maatregelen | Medio 2019 wordt een aanzet gemaakt om de verwachte financiële impact in kaart te brengen. Indien er voldoende zicht is op de impact van de implementatie leidt dit in 2019 tot een eerste indicatie van de (meer)kosten. |
Status | Door de in 2018 gemaakte keuze voor de landelijke voorziening digitale stelsel Omgevingswet is de scope hiervan ingeperkt. Dit betekent dat de financiële risico’s tot invoering van de wet beperkter zijn dan aanvankelijk ingeschat. Op dit moment zijn er nog voldoende financiële middelen om het implementatieprogramma in 2019 en 2020 te kunnen uitvoeren. Bij Begroting 2020 zal op grond van de dan beschikbare inzichten bekeken worden welke acties nog nodig zijn in verband met de implementatie en welke kosten hiermee gemoeid zijn. |
8. | Meerkosten als gevolg van onverwachte incidenten bij projecten in uitvoering |
Omschrijving | Evenals bij het bestaande areaal (risico nr. 17: meerkosten als gevolg van onverwachte incidenten areaal) kunnen bij projecten in uitvoering incidenten optreden die niet waren voorzien (zoals bijvoorbeeld ernstig bouwfalen, calamiteiten als gevolg van de werkzaamheden, faillissementen van uitvoerende partijen). |
Impact | Na inventarisatie van de risico's op programmaniveau wordt de impact bepaald. |
Maatregelen | Risicoanalyses op programmaniveau, waarbij geïnventariseerd wordt:
|
Status | In 2018 hebben zich geen substantiële incidenten bij projecten in uitvoering voorgedaan. De aangehouden risicoreserves binnen de projectbudgetten en binnen het PZI zijn in 2018 ruimschoots voldoende geweest om tegenvallers te kunnen opvangen. |
9. | Risico’s informatieveiligheid |
Omschrijving | Betrouwbare informatie is cruciaal voor het functioneren van onze organisatie. Onze bedrijfsvoering kan substantieel geschaad worden als knelpunten optreden in de informatievoorziening of informatiebescherming. |
Impact | Gevolgen van het gebruik van onjuiste informatie kan leiden tot verkeerde besluitvorming. Onvoldoende informatiebescherming kan leiden tot claims en reputatieschade. Vanuit de afdeling Informatisering en Automatisering is gestart met het in kaart brengen van informatieveiligheidsrisico’s bij al onze bedrijfsprocessen. Zodra de risico’s zijn geïnventariseerd kan de impact worden bepaald. Op grond hiervan kan dan worden beoordeeld of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. |
Maatregelen |
|
Status | Het afgelopen jaar heeft voor een groot deel in het teken gestaan van activiteiten in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De applicaties zijn onder de loep genomen en beoordeeld op de aanwezigheid van persoonsgegevens en risicobeperkende maatregelen. Een register van verwerkingsactiviteiten is aangelegd. Communicatie en bewustwording (ook een risicobeperkende maatregel) op het gebied van informatieveiligheid en privacy krijgt van 2019 een continu karakter. |
10. | Deelnamerisico Houdstermaatschappij Zuid-Holland (HZH) |
Omschrijving | In het Hoofdlijnenakkoord 2015 -2019 is aangegeven dat dit bestuur een energietransitie voorstaat om te komen tot een (meer) duurzame energiebehoefte. Voor de realisatie van de provinciale ambitie is in deze periode een Energiefonds ingesteld, waarvoor oorspronkelijk € 100 mln was uitgetrokken met aanvullend een meerjarige opbouw van de risicoreserve naar € 25 mln. In 2017 heeft de provincie voor de uitvoering een toekomstbestendige en transparante structuur in de vorm van de Houdstermaatschappij Zuid-Holland B.V. (HZH) opgericht met daaronder op dit moment twee investeringsfondsen te weten het Energie-Innovatiefonds Zuid-Holland B.V. (Energiiq) en het Warmteparticapatiefonds Zuid-Holland B.V. (WPF). De aandelen van deze investeringsfondsen worden beheerd door de HZH. De provincie is voor 100% aandeelhouder van de HZH. De provincie heeft inmiddels op basis van een aanvullend besluit en onder voorwaarden het fondsvermogen verhoogd van € 100 mln naar maximaal € 125 mln aandelenkapitaal. In lijn met de verhoging van het fondsvermogen is de meerjarige opbouw van deze risicoreserve verhoogd van € 25 mln naar € 31,2 mln. Eind 2018 is deze risicoreserve aangegroeid tot € 18,1 mln. |
Impact | Het resterende maximale risico is op termijn € 125 mln - € 31,2 mln = € 93,7 mln. De huidige opgebouwde risicoreserve van € 18,1 mln is vooralsnog voldoende om risico’s op te vangen. Derhalve is in de paragraaf Weerstandsvermogen voor het resterende maximale risico van € 93,7 mln een PM post opgenomen voor het netto effect. Van de risicoreserve van € 18,1 mln is € 0,6 mln ingezet voor de vorming van een voorziening in verband met een waardedaling van aandelenkapitaal in de Houdstermaatschappij Zuid-Holland. De resterende risicoreserve Energiefonds bedraagt daardoor € 17,5 mln. |
Maatregelen | In de beginfase zullen de investeringsfondsen onvoldoende opbrengsten hebben om de kosten van HZH te dragen. Het uitgangspunt is dat de fondsen in meerjarig perspectief revolverend moet zijn. Aanvullend heeft de provincie als eis gesteld dat de fondsen van de Houdstermaatschappij in meerjarig perspectief het intrinsieke ter beschikking gestelde vermogen in stand moeten houden. In de aandeelhoudersinstructies van de fondsen zijn daarover (eind)termijnen opgenomen van 15 jaar (Energiiq) en 30 jaar (WPF) met de mogelijkheid voor tussentijdse evaluaties te beginnen medio 2020 bij Energiiq. Dit om na te gaan in welke mate wordt voldaan aan de door de provincie beoogde (financiële) doelstellingen. Om het risico van waardedaling van de aandelen af te dekken zal de provincie de komende jaren (tot en met 2020) een reserve voor waarderingsverschillen vormen, vooralsnog tot € 31,2 mln. Hiervan is in 2018 € 0,6 mln ingezet voor de vorming van een voorziening. De ontwikkeling van het fondsbeheer van de Houdstermaatschappij wordt periodiek gemonitord op risicobeheersing. Daarbij zal onder meer gekeken worden naar de mate van risicospreiding van het geïnvesteerd vermogen. Met name in relatie met de (voorgenomen) investeringen door het WPF. Indien noodzakelijk kan de opbouw van de risicoreserve naar boven of naar beneden worden aangepast. |
Status | Het huidige risicomanagementsysteem met voldoende onderlinge informatie-uitwisseling wordt verder verfijnd in overleg met de HZH. Daarbij zal rekening worden gehouden met de aard en omvang van de beoogde investeringen en het bijbehorende risicoprofiel. Dit in verband met de mogelijkheid dat het WPF wellicht in een beperkt aantal projecten gaat investeren. |
11. | Tegenvallers strategische grondaankoop |
Omschrijving | Op 31 januari 2018 hebben PS ingestemd met de Nota Grondbeleid ‘2018-2021- een opgavegericht grondbeleid’. Onderdeel van de nota vormt de mogelijkheid van strategische grondverwerving. |
Impact | Op basis van de huidige ervaringen wordt ingeschat dat het een relatief gering risico betreft; het aantal strategische grondaankopen zal vooralsnog beperkt zijn. Hoewel de eventuele verkoopwinst- en –verlies moeilijk van te voren in te schatten zijn, zullen ook deze naar verwachting relatief gering zijn. |
Maatregelen |
|
Status | Het betreft een nieuw risico. Het gaat om een doorlopend risico. De ontwikkeling van dit risico zal sterk afhangen van de omvang en aard van de gerealiseerde strategische aankopen. Elk jaar zal het risico in dit licht opnieuw beoordeeld worden. |
12. | Lagere uitkering provinciefonds |
Omschrijving | Het risico is dat de inkomsten uit het provinciefonds afwijken van wat in de begroting geraamd is, door:
|
Impact | Voor volgend jaar (en waarschijnlijk de daaropvolgende periode) is het meest reële risico een onderuitputting op de Rijksbegroting. Omdat de uitkering van het provinciefonds afhankelijk is van de totale uitgaven van het Rijk is onderuitputting van het Rijk een risico voor de provincie. Dit wordt ook wel geduid met de term ‘trap-op-trap-af systematiek’. De voorspelling van het CPB is een onderuitputting voor 2018 van 1,4% op de totale uitgaven van het Rijk. Het risico voor de provincie zou (in afgezwakte vorm) in lijn met deze prognose kunnen liggen. Een afwijking van 1% is voor de provincie in absolute zin een risico van ongeveer € 3 mln. |
Maatregelen | Op basis van de meest recente prognoses wordt in de begroting de uitkering uit het provinciefonds periodiek bijgesteld. Eventuele afwijkingen op de begroting worden bij de jaarrekening opgevangen in de algemene reserve. |
Status | Op basis van de bovenstaande impact berekening is het risico op dit moment voldoende afgedekt via de algemene reserves. Elk jaar komen in mei, september en december circulaires uit van het Rijk met daarin de actuele prognose voor de wekelijkse uitkeringen van het provinciefonds. Hiermee verkrijgt de provincie periodiek inzicht in de ontwikkelingen. |
13. | Lagere opbrengsten Motorrijtuigenbelasting (MRB) |
Omschrijving | Risico is dat de inkomsten uit de opcenten lager uitvallen dan geraamd. |
Impact | De onzekerheid in de omvang van de inkomsten door exogene ontwikkelingen is voor de korte termijn relatief beperkt. In de afgelopen jaren hebben zich geen tegenvallers voorgedaan. Derhalve is de behoedzaamheidsmarge van 1% waarmee in de raming rekening werd gehouden bij Begroting 2018 vervallen. Gegeven de kleine kans (0-25%) op tegenvallers wordt dit aspect alleen in de paragraaf Weerstandsvermogen als risico meegenomen. |
Maatregelen |
|
Status | In 2018 is sprake van een lichte stijging van de opbrengsten (€ 337 mln begroot en € 338 mln gerealiseerd), ondanks de verlaging van het belastingtarief. De verwachting is dat in 2019 het wagenpark verder zal stijgen. Deze stijging wordt echter naar verwachting ruimschoots gecompenseerd met de afname van het wagenpark door de gemeentelijke herindeling Vijfheerenlanden. In het kader van het Klimaatakkoord dient op termijn rekening te worden gehouden met lagere opbrengsten MRB. Voor de periode 2021-2024 is het Rijk voornemens om wetgeving op te stellen om inkomstenderving te beperken. De stand van zaken na 2024 is onzeker. Bij Begroting 2020 zal het risico op grond van de dan bekende informatie opnieuw worden geanalyseerd. |
14. | Gevolgen waardeontwikkeling grondaandeel Zuidplas |
Omschrijving | De provincie neemt voor 40% deel aan de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Grondbank Rotterdam Zoetermeer Gouda (RZG) Zuidplas. Ten behoeve van de ontwikkeling van woningen, bedrijventerreinen en glastuinbouw zijn gronden gekocht. De opbrengst van de verkoop is onzeker, het risico bestaat dat de daadwerkelijke waarde van de bij de Grondbank in eigendom zijnde grond lager is dan de boekwaarde, maar het is ook goed mogelijk dat de verkoop leidt tot een hogere opbrengst dan de boekwaarde. Omdat de boekwaarde van alle gronden nu hoger is dan de taxatiewaarde heeft de Grondbank een negatieve algemene reserve. Dit is toegestaan mits er voldoende perspectief is op herstel. De waardeontwikkeling van de gronden is afhankelijk van marktontwikkelingen, maar wordt vooral gedomineerd door ruimtelijke ontwikkeling. Sinds 2016 wordt gewerkt aan een nieuw ontwikkelperspectief dat ervoor kan zorgen dat meer of minder van de gekochte gronden in ontwikkeling zullen worden gebracht. |
Impact | De Grondbank bezit circa 300 ha grond met een boekwaarde van circa € 97mln. De provincie is voor 40% risicodragend. De GR Grondbank blijft in ieder geval tot 1 januari 2020 bestaan. Bij de berekening van de maximale waardedaling wordt uitgegaan van een situatie waarin de waarde van de grond daalt tot agrarische waarde. Deze maximale waardedaling is aanvullend op het bedrag waarvoor al een voorziening is getroffen. |
Maatregelen |
Vanaf 2012 worden de rente- en organisatiekosten niet meer aan de boekwaarde toegerekend, maar verwerkt in de deelnemersbijdrage. Hierdoor neemt de boekwaarde niet verder toe. |
Status | De huidige nog niet definitieve plannen voor het gebied omvatten woningbouw van een aanzienlijke beperktere omvang dan de oorspronkelijke plannen. De mogelijkheid voor het ontwikkelen van woningbouw in het gebied is enerzijds ruimtelijk beperkt (bodemdaling problematiek) en anderzijds is het huidige beleid gericht op binnenstedelijke ontwikkeling. Dat betekent dat een waardedaling van de gronden van de Grondbank steeds reëler wordt en dat de huidige voorziening waarschijnlijk onvoldoende dekkend is om de verliezen op te vangen. Derhalve is de omvang van het maximale netto risico (€ 22 mln) opgehoogd om de verliezen die de huidige voorziening van € 9,6 mln te boven gaan vanuit de algemene middelen te kunnen opvangen. In maart 2019 worden de resultaten van de taxatie van de gronden van de Grondbank verwacht. Op grond daarvan zullen de risicoreserveringen (de voorziening + het beslag op de algemene reserve) worden herijkt, in ieder geval uiterlijk bij Begroting 2020. |
15. | Financiële risico’s ontwikkelopgave NNN / UPG |
Omschrijving | Risico is dat de provincie onvoldoende middelen beschikbaar heeft om de ontwikkelopgave voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen EHS) te kunnen realiseren. |
Impact | Door vertragingen, hogere kosten grondverwerving en/of tegenvallende inrichtings- en/of beheerkosten kan het budget op termijn ontoereikend zijn om de geambieerde doelstellingen te kunnen halen. |
Maatregelen | De volgende beheersmaatregelen zijn/worden genomen:
|
Status | In 2018 hebben zich geen risico’s voorgedaan waarvoor de buffers substantieel zijn aangesproken. De risico’s binnen het programma NNN zijn financieel afgedekt door a. een buffer van € 29 mln in de businesscase en b. de risicoreserveringen (posten onvoorzien) binnen de budgetten van de uitvoeringsprojecten van het programma NNN. Bovendien wordt ook binnen het vastgoedbudget een risicoreservering aangehouden. Deze reserveringen tezamen zijn vooralsnog voldoende om risico's op project- en programmaniveau op te kunnen vangen. Voor Begroting 2020 zullen de risico’s en de aangehouden risicobuffers worden getoetst door FJZ en samenspraak met het programmateam. |
16. | BRZO en/of RIE-bedrijven kunnen niet meer aan vergunningplicht voldoen |
Omschrijving | De provincie is bevoegd gezag voor de vergunningverlening aan Besluit risico zware ongevallen (Brzo) en/of Richtlijn industriële emissies (RIE) bedrijven. Ingeval van een faillissement en/of calamiteiten (zoals brand) kan de situatie ontstaan dat een bedrijf niet meer aan zijn vergunningplicht kan voldoen. Hierbij kan sprake zijn van gevolgschade. Bij gevolgschade kan gedacht worden aan de kosten van verwijdering van (afval)stoffen of sanering. Indien een bedrijf niet meer aan zijn vergunningplicht kan voldoen betekent dit niet automatisch dat de provincie verantwoordelijk is voor de ontstane schade. In eerste instantie zal gekeken worden naar de vergunninghouder en zijn verzekering. Indien de vergunninghouder failliet is en er onvoldoende middelen in de boedel aanwezig zijn, komen de eigenaren van de grond en opstallen in beeld. Indien er dan restkosten overblijven waarvoor geen juridisch aan te spreken verantwoordelijke is, kan de provincie er vanuit haar maatschappelijke verantwoordelijkheid voor kiezen (een deel) van deze kosten voor haar rekening te nemen. |
Impact | De kans dat dit risico zich voordoet wordt zeer klein geacht (de laatste keer dat dit zich voor heeft gedaan is meer dan 10 jaar geleden). Als het zich voordoet kan de impact groot zijn (al kunnen de kosten per situatie sterk verschillen). Voor de berekening in de paragraaf Weerstandsvermogen wordt daarom uitgegaan van een zeer kleine kans van optreden (0-25%) met een geschatte impact van € 15 mln (uitgaande van hooguit één incident per jaar). |
Maatregelen | De vijf omgevingsdiensten voeren het toezicht op de RIE-bedrijven uit en de omgevingsdienst DCMR voert het toezicht op de BRZO-bedrijven uit conform de nota VTH.
De omgevingsdiensten voeren regelmatig overleg met de portefeuillehouders vergunningverlening en toezicht & handhaving over uitvoeringsdilemma’s en beoogde handhavingsbesluiten. |
Status | In 2018 heeft dit risico zich niet voorgedaan. Het betreft een doorlopend risico. |
17a. | De Europese Commissie kan subsidiabiliteit van uitgaven betwisten (programma periode 2014-2020) |
Omschrijving | De provincie loopt bij Europese projecten (voor de onderdelen waarvoorzij (eind)verantwoordelijk is) het risico dat uitgaven achteraf als niet-subsidiabel worden aangemerkt, omdat niet voldaan is aan administratieve eisen. Dit blijkt bij indiening van declaraties bij het desbetreffende programma. Het maximale risico is het relatieve aandeel van de Europese subsidie in de gemaakte uitgaven. Daarnaast bestaat bij een afgesloten Europees subsidieproject het risico dat achteraf uitgaven ten behoeve van het project niet-subsidiabel worden geacht naar aanleiding van een extra controle.Subsidies kunnen dan, zelfs vijf jaar na afsluiting van het subsidieprogramma, worden teruggevorderd. Het teruggevorderde bedrag kan oplopen tot 50% van de totale omvang van de projectkosten. |
Impact | In de huidige programmaperiode is de provincie op dit moment betrokken bij 8 verschillende projecten, in 4 verschillende programma’s. Het is mogelijk dat de provincie in de toekomst in meerdere projecten en programma’s gaat deelnemen. De provincie ontvangt voor deelname aan deze 8 projecten totaal |
Maatregelen |
|
Status | Risico is voor 2018 ongewijzigd. Voor de nu lopende periode (2014-2020) zijn 6 projecten in uitvoering. Het steunpunt subsidies van de provincie bewaakt op actieve wijze dat voldaan wordt aan de eisen van de Europese Unie. |
17b. | De Europese Commissie kan subsidiabiliteit van uitgaven betwisten (programma periode 2007-2013) |
Omschrijving | De provincie loopt bij Europese projecten (voor de onderdelen waarvoorzij (eind)verantwoordelijk is) het risico dat uitgaven achteraf als niet-subsidiabel worden aangemerkt, omdat niet voldaan is aan administratieve eisen. Subsidies kunnen vijf jaar na afsluiting van het subsidieprogramma worden teruggevorderd. Het teruggevorderde bedrag kan oplopen tot 50% van de totale omvang van de projectkosten. |
Impact | In totaal heeft de provincie in de vorige periode € 6,7 mln aan Europese financiering ontvangen voor deelname aan 5 projecten in 2 verschillende programma’s. De impact van dit risico wordt geschat op |
Maatregelen | Zorgdragen voor een goede archivering van al afgerekende projecten naar de maatstaven van de Europese Commissie. |
Status | Risico is ongewijzigd voor 2018. In afwachting van mogelijke controles. |
18. | Omgevingsrisico’s vergunningverlening, toezicht en handhaving |
Omschrijving | Vergunningverlening, toezicht en handhaving kennen altijd omgevingsrisico’s. Het is een politiek gevoelig beleidsveld. De betrokkenheid van burgers en externe partijen en daarmee de beïnvloeding van externen bij de uitvoering van de werkzaamheden is groot. In het kader van de besluitvorming lopen de omgevingsdiensten dan wel de provincie dan ook altijd juridische risico’s. Regelmatig wordt tegen een besluit bezwaar dan wel beroep aangetekend. Verder kunnen claims als gevolg van economische, milieu- of gezondheidsschade leiden tot extra kosten voor de provincie. Daarnaast kunnen kosten ontstaan als gevolg van handhavingsbesluiten als bestuursdwang. Het nemen van bestuurlijk gecalculeerde risico’s is een onderdeel van het vergunningverlenings- en toezicht- en handhavingsbeleid. De omgevingsdiensten voeren dit beleid uit namens de provincie. |
Impact | Het terugbetalen van eventuele proceskosten, evenals schadeclaims alsmede onvoorziene kosten als gevolg van handhavingsbesluiten, is een financieel risico. De kosten voor bestuursdwang kunnen in principe verhaald worden op het bedrijf, het risico bestaat dat dit niet (meer) mogelijk is. |
Maatregelen |
|
Status | In 2018 is het risico nijpender geworden. Ondanks het beschikbaar stellen van extra financiële middelen voor het kunnen aantrekken van voldoende gekwalificeerd personeel. Gekwalificeerd personeel is niet beschikbaar op de arbeidsmarkt. De omgevingsdiensten zetten nu in op opleidingstrajecten. Ook wordt door de omgevingsdiensten goed geprioriteerd. Het risico speelt in de volle breedte van de omgevingsdiensten en ook bij alle provincies. |
19. | Geen aflossing gegarandeerde leningen derden |
Omschrijving | De provincie Zuid-Holland staat in een aantal gevallen garant voor de rente en aflossing van door derden afgesloten geldleningen. Het betreft garantstellingen op het terrein van:
Er is sprake van een geleidelijke afbouw van de portefeuille gewaarborgde geldleningen van zorginstellingen vanwege de aflossing van de geldleningen. |
Impact | De te lopen maximale schade bedraagt eind 2017 € 11,8 mln. Voor een deel van dit bedrag zijn hypothecaire zekerheden bedongen die kunnen worden uitgewonnen indien de provincie als borg wordt aangesproken. De kans van optreden van dit risico wordt dan ook laag ingeschat. |
Maatregelen | Er worden geen nieuwe garanties meer verstrekt aan zorginstellingen. 100% van door de provincie gewaarborgde instellingen is aangesloten bij het Waarborgfonds voor de zorgsector. |
Status | Op dit moment loopt er nog één garantie op een lening van een zorginstelling , die naar verwachting in 2024 afloopt. De garantstelling op het terrein van personenvervoer over water heeft betrekking op de Waterbus. De exploitatieresultaten van de Waterbus zijn momenteel dusdanig dat de kans dat de provincie als borg wordt aangesproken zeer klein is. Ten aanzien van het Groenfonds zijn geen wijzigingen te melden. |
20. | Aansprakelijkheidsrisico ingeleend personeel |
Omschrijving |
|
Impact | In de Aanbestedingswet 2012 is een beperking opgenomen voor eisen aangaande financiële zekerheid. Door deze beperking kan sprake zijn van een licht verhoogd risico ten opzichte van eerdere omstandigheden. |
Maatregelen | De aansprakelijkheid is niet (altijd) voor 100% af te dekken. Wel worden de volgende maatregelen genomen om het risico te beheersen:
|
Status | Er zijn in 2018 geen claims ontvangen met betrekking tot inlenersaansprakelijkheid, WAS |
21. | Doorlevering gronden aan TBO's |
Omschrijving | De Vereniging Gelijkberechtiging Grondbezitters (VGG) heeft een klacht ingediend bij de Europese Commissie met als strekking dat de subsidies die eerder zijn verstrekt in het kader van de grondverwerving door terreinbeherende organisaties (de landelijke subsidieregeling PNB en voorgangers en zijn provinciale tegenhangers) in strijd zou zijn met de EU-regelgeving inzake staatssteun. Voor Zuid-Holland gaat het om subsidies die verstrekt zijn aan het Zuid-Hollands Landschap en Natuurmonumenten. Verder heeft de VGG een brief gestuurd aan de provincie waarin deze wordt gesommeerd tot terugvordering van rente over staatssteun, die zou zijn verleend door de provincie aan terreinbeherende organisaties (TBO’s). De financiële omvang hiervan is momenteel nog onbekend. |
Impact | Als de Europese Commissie oordeelt dat sprake is van onverenigbare staatssteun, dan zal geëist worden dat het Rijk (naar nationaal recht) een bedrag terugvordert dat kan variëren van circa € 0,2 mld (bij geoorloofde staatssteun) tot € 1,2 mld (bij ongeoorloofde staatssteun). Het Rijk zal deze vordering mogelijk deels neerleggen bij de provincies (als uitvoerders van de provinciale regelingen en sinds 2007 ook van de PNB-regeling). Het is niet bekend hoe de vordering verdeeld zal worden over de provincies. Ten tijde van het ILG was Z-H goed voor 1/6 van het landelijke budget. Rijk en de provincies kunnen het ‘steunbedrag’ vorderen bij de TBO’s, maar de realiteit gebiedt te zeggen dat dit het einde betekent van het natuurbeheer in Nederland. Dit zal dus grote financiële maar ook beleidsmatige consequenties hebben voor de continuïteit en kwaliteit van de taakuitoefening op het gebied van natuurbeheer. |
Maatregelen | Conform de vastgestelde Nota Beheer EHS (2013) verkoopt de provincie Zuid-Holland thans natuurgronden tegen een marktconforme prijs, voor zover de provincie deze zelf in eigendom heeft of krijgt. Anders gebeurt de verwerving direct door de terreinbeheerder zelf, met een latere subsidie voor afwaardering op basis van een door de Europese Commissie goedgekeurde subsidieregeling. In beide gevallen wordt voor toekomstige situaties voldaan aan de EU-richtlijnen inzake staatssteun. Voor het vorderingsrisico voortkomend uit de vroegere praktijk van het ILG is geen beheersmaatregel mogelijk, anders dan het stilleggen van het NNN-programma. Dit geldt ook voor de sommatie van de VGG op het terugvorderen van rente over een bedrag van maximaal € 200 mln (1/6 van €1,2 mld). |
Status | De Europese Commissie oordeelde in 2016 dat het weliswaar ging om staatssteun die gemeld had moeten worden, maar dat deze staatssteun wel toelaatbaar was. De VGG heeft dat besluit bestreden bij het Europese Gerecht. Het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Unie steunt de VGG en heeft het besluit van de Commissie vernietigd (oktober 2018). Nu is de Europese Commissie weer aan zet om een nieuw besluit te nemen. De verwachting is dat dit zal leiden tot een uitgebreider onderzoek. |
22. | Meerkosten als gevolg van onverwachte incidenten in het areaal |
Omschrijving | Derden kunnen schade aan ons areaal toebrengen, bijvoorbeeld door aanvaringen, waarvan de kosten voor het herstel door wettelijke beperkingen niet volledig op de veroorzaker kunnen worden verhaald. Daarnaast kan het provinciale areaal bezwijken, bijvoorbeeld oevers, waardoor schade aan eigendommen van derden ontstaat. Ook kan door (natuur)rampen schade aan provinciaal areaal ontstaan. |
Impact | Of in het reguliere onderhoudsbudget financiële ruimte beschikbaar is voor het herstel van de schade aan het provinciale areaal wordt onder andere bepaald door de tijd die verstreken is sinds het laatste groot onderhoud. De eventuele gevolgschade aan eigendommen van derden is niet verzekerd en maakt geen onderdeel uit van het reguliere onderhoudsbudget. |
Maatregelen | Het tijdig uitvoeren van beheer- en onderhoud, waaronder inspecties, heeft tot doel de kans op het technisch falen van de infrastructuur te beperken. Door op risicovolle plaatsen de inrichting te veranderen, wordt beoogd de schade aan het provinciale areaal te minimaliseren. Tot slot wordt met het inzetten van de wettelijke mogelijkheden, waaronder de provinciale (vaar)weg verordening, de kans op incidenten op en aan het areaal beperkt. |
Status | In 2018 is sprake geweest van een aantal incidenten (aanvaringen) op provinciale vaarwegen. Deze incidenten hebben geen financiële consequenties gehad voor de algemene reserves. Het betreft een doorlopend risico waarvoor in het programmabudget geen expliciete reservering is opgenomen en de afdekking vanuit de algemene middelen dient te worden geborgd. In 2018 is sprake geweest van incidenten (aanvaringen / aanrijdingen) op provinciale (vaar)wegen. De reparatie van de hierdoor veroorzaakte schades aan het provinciale areaal kan worden verhaald op de veroorzakers. Deze incidenten hebben geen financiële consequenties voor de algemene reserves. |
23. | Claims subsidieregeling bedrijventerreinen |
Omschrijving | In de subsidieregeling is artikel 5, lid 8 opgenomen waarop in bepaalde situaties een beroep kan worden gedaan, en waardoor de subsidie met maximaal 10% ten opzichte van het verleende bedrag kan worden verhoogd. Tot nu toe is hier op beperkte schaal een beroep op gedaan en slechts tweemaal is dit beroep gehonoreerd. |
Impact | De subsidieregeling is sinds 2013 gestopt. De impact is alleen van toepassing op nog openstaande subsidiedossiers binnen de aflopende regeling. Het gaat per 1 januari 2019 om nog 18 openstaande dossiers. Het laatste dossier zal naar verwachting in 2022 aflopen (dit is inclusief de maximale verlengingstermijn). Voor de financiële gevolgen van het risico wordt uitgegaan van het maximale bedrag dat op grond van de lopende dossiers kan worden geclaimd (€ 0,4mln) en rekening wordt gehouden met het feit dat beperkt geclaimd wordt. |
Maatregelen | Met de materiële gevolgen van het risico wordt rekening gehouden in de algemene reserve om geen beslag te leggen op de programmamiddelen. Permanent wordt gemonitord welke claims ingediend worden. Voorts wordt periodiek nagegaan of bij enkele andere projecten voor bedrijventerreinen, waaraan een incidentele of maatwerksubsidie is verleend, een soortgelijk risico bestaat. |
Status | Het risico is in 2017 actueel geworden in verband met beroepen op artikel 5, lid 8 van de subsidieregeling. Er is in 2018 een claim van beperkte omvang gehonoreerd. De omvang valt binnen de thans aangehouden risicoreservering. Vooralsnog worden geen extra claims verwacht. |
24. | Warmtebedrijf Holding |
Omschrijving | De provincie heeft op 21 december 2017 ingestemd met het overdragen van haar aandelen WbR Infra aan WbR Holding. Met deze omzetting van aandelen heeft de provincie een aandeelhoudersbelang van circa 2,5% verkregen. Het aandelenkapitaal is in natura ingebracht en heeft een intrinsieke waarde van € 1,2 mln. De nominale waarde van de aandelen bedraagt € 1,8 mln waartegenover een voorziening van een gelijk bedrag staat. Dit vanwege de huidige economische waarde van de aandelen. Net na deze aandelenomzetting is WbR in financiële moeilijkheden gekomen. De gemeente Rotterdam heeft gelet op deze situatie de bestaande kredietfaciliteit van WbR in 2018 aanzienlijk verhoogd. In het verlengde daarvan heeft de provincie begin 2018 een subsidie in de vorm van een lening verstrekt van De twee bestaande aandeelhouders hebben begin 2019 onder een aantal opschortende voorwaarden ingestemd met de bestuursovereenkomst om te komen tot een toekomstbestendiger WbR. Onder meer door realisatie van extra afzet in combinatie met extra uitbreiding van het bestaande warmtetransportsysteem en extra financiële inbreng van (nieuwe) aandeelhouders waaronder mogelijk het Warmteparticipatiefonds Zuid-Holland B.V. (WPF). Onder de voorwaarde dat aan alle opschortende voorwaarden wordt voldaan hoeft de provinciale lening niet te worden terugbetaald. In dat geval zal deze provinciale lening wordt omgezet in agio. Hierover zal medio 2019 definitieve duidelijkheid komen. |
Impact | Voor het ter beschikking gestelde aandelenkapitaal heeft de provincie reeds een voorziening getroffen. De verwachting is dat de provinciale lening van € 0,7 mln niet meer zal worden terugbetaald. Op het moment dat deze lening in agio wordt omgezet zal worden bepaald wat daarvan de waarde is op dat moment. Vooralsnog wordt gelet op de bestaande onzekerheden ervan uitgegaan dat de economische waarde nihil is. Voor het bedrag van de lening is daarom een voorziening getroffen van € 0,7 mln. |
Maatregelen | lndien aan alle opschortende voorwaarden is voldaan zal conform de genoemde bestuursovereenkomst worden begonnen met de aanleg van de nieuwe warmtetransportleiding naar Leiden. Op basis van de huidige aannames zou het provinciaal aandelenkapitaal daarmee in waarde kunnen gaan stijgen. |
Status | Mede gelet op de huidige financiële situatie bij WbR is de inschatting dat de provinciale lening van € 0,7 mln met een kans van optreden van 75-100% niet zal worden terugbetaald. Indien de lening in agio wordt omgezet zal worden bepaald in welke mate dit risicoprofiel bijgesteld kan worden. Op dit moment is de economische waarde van de provinciale aandelen bepaald op nihil. Daarvoor is reeds een voorziening getroffen van € 1,8 mln. |