Het EMU-saldo is in 1992 ingevoerd om vergelijkingen tussen de verschillende eurolanden te kunnen maken. In het verleden hanteerde elke staat zijn eigen berekening voor het financieringssaldo. Vergelijken was hierdoor moeilijk.
Het EMU Saldo wordt berekend aan de hand van de mutatie van enkele balansposten. Hieronder zijn deze berekening als ook de gebruikte balansposten weergegeven.
(bedragen x €1.000) | Jaarrekening 2017 | Jaarrekening 2018 | Begroting 2019 | Begroting 2020 | Begroting 2021 |
---|---|---|---|---|---|
Activa | |||||
Financiële vaste activa | |||||
Deelnemingen | 16.041 | 7.017 | 25.000 | 37.750 | 35.000 |
Overige verbonden partijen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige uitzettingen looptijd > = 1 jaar | 99 | 464 | 916 | 3.871 | 1.621 |
Uitzetting met een rentetypische looptijd < 1 jaar | |||||
Vordering op openbare lichamen | 791 | 9.713 | 0 | 0 | 0 |
Overige vorderingen | -2.780 | -1.872 | 0 | 0 | 0 |
Overige uitzettingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitzettingen in 's Rijks schatkist met looptijd < 1 jaar | -75.793 | -63.439 | -53.443 | 0 | 0 |
Liquide middelen | |||||
Kassaldi | -4 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Banksaldi | 4.463 | -16.076 | -20.000 | -20.000 | -20.000 |
Overlopende activa | |||||
Vooruitbetaalde bedragen | 8.311 | 1.175 | 0 | 0 | 0 |
Nog te ontvangen bedragen op uitkering overheden met specifiek bestedingsdoel | -569 | 717 | 0 | 0 | 0 |
Overige overlopende activa | 12.473 | 10.910 | 0 | 0 | 0 |
Passiva | |||||
Vaste schulden, rentetypische looptijd van één jaar of langer | |||||
Binnenlandse banken | 34.158 | 34.158 | -134.614 | -245.770 | -155.850 |
Vlottende schulden met een rentetypische looptijd < 1 jaar | |||||
Overige schulden | 36.663 | -16.412 | 0 | 0 | 0 |
Overlopende passiva | |||||
Nog te betalen kosten | -45.241 | 29.635 | 0 | 0 | 0 |
Uitkeringen van overheden met specifiek bestedingsdoel | 3.101 | 12.167 | 10.873 | -11.540 | -2.576 |
Overige vooruit ontvangen bedragen | -229 | -577 | 0 | 0 | 0 |
EMU-Saldo | -8.517 | 7.578 | -171.268 | -235.689 | -141.806 |
In het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen van 23 mei 2018 is gesproken over de EMU-norm voor de decentrale overheden. Na een constructieve dialoog hebben het Rijk en decentrale overheden elkaar gevonden in een macro EMU-norm van -0,4% van het bbp per jaar voor de periode van 2019 tot 2022. Hiermee is een balans gezocht om invulling te geven aan de investeringsopgave in tal van maatschappelijke thema’s en tegelijkertijd de gedeelde verantwoordelijkheid voor gezonde overheidsfinanciën. Jaarlijks zal tijdens bestuurlijk overleg worden stil gestaan bij de belangrijke ontwikkelingen in de financiële positie van het Rijk en decentrale overheden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF) en de uitgangspunten van het Regeerakkoord en het Interbestuurlijk programma.
In de Septembercirculaire 2018 zijn de door het Rijk bepaalde streefwaarden EMU saldo per provincie opgenomen. Voor Zuid-Holland bedraagt deze € 75 mln. Er is nog geen sprake van handhaving. De streefwaarde zal daarom ter kennisname zijn.